Amos 8, 9
Het heil is alleen maar voor dat deel van Juda en Israël dat de Here zoekt, en het afvallige van geheel Israël zal met de heidenen onder gaan, ook al roept het Heere Heere.
Er is een valse gerustheid onder Israël en ze beroemen zich op hun afkomst en voorrecht als Israël en de Heer wil tot hen doordringen dat Israël in zichzelf niets heeft en dat ze niet moeten roemen op hen zelf en dat hun verkiezing boven alle volkeren niet verdienste is maar uit genade en verkiezing van de Heere . Door Amos wordt het gericht, het oordeel ook over Juda en Israël geprofeteerd en aangezegd ze waren schuldig aan verbondsbreuk en afgoderij en onrecht.
Israël (de10 stammen) zou ophouden te bestaan als een koninkrijk, maar niet als volk want Hij zal het huis Israël (10 ) schudden over de aarde als in een zeef (9 vs. 9) en zal hen daar planten en daar zal God met hen in het gericht komen, waarvan de goddelozen zullen omkomen en de gelovigen zullen worden behouden.
Er zijn voorvervullingen (het oordeel in Amos zijn tijd, de aardbeving) en er is een uiteindelijke vervulling en dat is het eindgericht.
In Amos 8 vers 11 zie je dat de Heer in de eindtijd dat de Heer een honger gaat geven, niet een honger naar brood en dorst naar water maar een honger naar de woorden van de Heere, ze zullen het zoeken maar niet kunnen vinden (we leven nu ook in zo een tijd). De droogte is een middel van God om afdwalende wegzwervende schapen terug te roepen.
Er is altijd in Israël een overblijfsel naar Gods verkiezing. Een overblijfsel die de Heere zoekt, en wie hun knieën niet voor de Baäls hebben gebogen.
Ook deze overblijfsel zullen delen in het herstel van de hut van David, en dat is in het Messiaanse rijk die hun in volheid naar de belofte Israël geschonken wordt.
Israël zal geplant worden in het beloofde land en krijgt de belofte van de Heere God zelf dat het niet meer zal worden uitgerukt De Here zal het hun zelf geven en de genadegaven en roeping van Israël zijn onberouwelijk.