DE BELOFTE
Ik zag een grote boom,
mooi, sterk, hoog, statig en diep geworteld.
Eigenlijk vielen de wortels op,
ze gingen zo diep en weid de grond in.
De boom droeg geen bladeren
en geen vrucht.
Het stond als in de wintertijd,
dood, kaal en leeg.
Maar de boom was niet dood, hij leefde.
Het voorjaar was begonnen,
de boom spruitte uit.
Hij was zo mooi zo vol en gaaf.
In de boom zat op elke tak
wel honderden groene knoppen.
Dit was een machtig gezicht.
De groene kleur van de spruiten
was zo helder, zo fris en zo nieuw,
maar tevens zo kwetsbaar.
De boom beloofde iets,
want hij was verzegeld.
Hij beloofde
dat hij mooi voor het oog zal zijn,
dat hij heerlijkheid en glorie verspreiden zal
voor ieders gezicht,
dat hij gezien zal worden
om zijn schoonheid.
Hij beloofde veel vrucht te dragen,
en een grote oogst te brengen.
Deze boom had niets
om zich op te beroemen,
en dat wist hij zeer wel.
Deze schoonheid en heerlijkheid te dragen
was hem gegeven.
Hij roemde in Zijn Schepper,
die hem door alle stormen had geleid,
die hem jaar in jaar uit had gesnoeid,
om te worden wie hij nu was.
De boom gaf God de eer
en prees en klapte voor Hem.
JP