De verloren schapen.
Matt. 15:24 — Hij echter antwoordde en zeide: Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls.
Wie of wat is Israël? Een land, een volk, de kerk? Dit is een verhaal over een groot mysterie.
Het land werd opgedeeld in 2 koninkrijken: een noordelijk en een zuidelijk koninkrijk. Ze kwamen nooit meer samen, verdreven van hun land en in gevangenschap genomen.
Het noordelijk koninkrijk ging op in Syrië — het zuidelijk koninkrijk ging op in Babylon.
Na een poos keert het zuidelijk koninkrijk terug naar het land. De Schrift omschrijft de koninkrijken als volgt:
Het zuidelijk koninkrijk = het Huis van Judah
Het noordelijk koninkrijk = het Huis van Israël
Zijn deze samen de 12 stammen uit de Schrift? NEEN! Het zijn 2 verschillende entiteiten.
Hoe kun je de deling van Israël begrijpen?
Jes. 1:18-20 — Komt toch en laat ons tezamen richten, zegt de HERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol. Als gij gewillig zijt en luistert, zult gij het goede des lands eten; maar als gij weigert en weerspannig zijt, zult gij door het zwaard worden verteerd, want de mond des HEREN heeft het gesproken.
In het NT (Nieuwe Testament) putte men maar uit één bron; het OT (Oude Testament) ofwel de Tenach. Het OT is het fundament waarop alles gebouwd is. Het is een wegwijzer.
We starten bij Abraham en gaan via vandaag naar de toekomst.
De zegen voor Abraham
Gen. 22:17-18 — zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren des hemels en als het zand aan de oever der zee, en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen. En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn stem gehoord hebt.
De zegen voor Izaak – Izaak was de 2e in lijn, maar ontving de zegen van de eersgeborene.
Gen. 26:4-5 — En Ik zal uw nageslacht vermenigvuldigen als de sterren des hemels, en Ik zal uw nageslacht al die landen geven, en met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat Abraham naar Mij geluisterd en mijn dienst in acht genomen heeft: mijn geboden, mijn inzettingen en mijn wetten.
De zegen voor Jacob – Jacob was de 2e in lijn, maar ontving de zegen van de eerstgeborene.
Gen. 28:13-15 — En zie, de HERE stond bovenaan en zeide: Ik ben de HERE, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak; het land, waarop gij ligt, zal Ik aan u en aan uw nageslacht geven.
En uw nageslacht zal zijn als het stof der aarde, en gij zult u uitbreiden naar het westen, oosten, noorden en zuiden, en met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden. En zie, Ik ben met u en Ik zal u behoeden overal waar gij gaat, en Ik zal u wederbrengen naar dit land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik gedaan heb wat Ik u heb toegezegd.
Jacobs naam veranderd in Israël Hij die strijdt mèt God.
Gen. 35:10 — en God zeide tot hem: Gij heet Jakob; gij zult niet meer Jakob heten, maar Israël zal uw naam zijn. En Hij noemde hem Israël.
Dit zijn de 12 stammen van Israël (de zonen van Jacob):
Ruben / Simeon / Levi / Judah / Zebulon / Issachar / Dan / Gad / Aser / Naftali/ Jozef / Benjamin.
Door hongersnood wordt Israël gedwongen om vanuit Kanaän naar het land Goshen te trekken, naast Egypte. Hier zegent Israël de zonen van Jozef: Efraim en Manasse en zegt dat Jozefs zonen behandeld moeten worden als de zijne.
Gen. 48:5 — En nu, uw beide zonen, die u in het land Egypte geboren zijn, voordat ik tot u naar Egypte gekomen was, zij zijn de mijne; Efraïm en Manasse zullen mij als Ruben en Simeon zijn.
En de zegen voor de eerstgeborene gaat weer naar de 2e in lijn.
Gen. 48:13-14 — En Jozef nam hen beiden, met zijn rechterhand Efraïm aan Israëls linkerhand, en met zijn linkerhand Manasse aan Israëls rechterhand, en hij bracht hen dichter bij hem. Toen strekte Israël zijn rechterhand uit en legde die op het hoofd van Efraïm, hoewel hij de jongste was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij legde zijn handen kruiselings, ofschoon Manasse de eerstgeborene was.
Gen. 48:18-20 — Toen Jozef zag, dat zijn vader zijn rechterhand op Efraïms hoofd gelegd had, was dat verkeerd in zijn ogen, en hij greep de hand van zijn vader om die van Efraïms hoofd te verleggen naar het hoofd van Manasse. En Jozef zeide tot zijn vader: Zó niet, mijn vader, want deze is de eerstgeborene, leg uw rechterhand op zíjn hoofd. Maar zijn vader weigerde het en zeide: Ik weet het, mijn zoon, ik weet het; ook hij zal tot een volk worden en ook hij zal groot worden; nochtans zal zijn jongere broeder groter zijn dan hij, en diens nageslacht zal een volheid van volken worden. En hij zegende hen te dien dage en zeide: Met u zal Israël zegen toewensen door te zeggen: God make u als Efraïm en als Manasse. En hij plaatste Efraïm vóór Manasse.
Efraim zal groter zijn dan de eerstgeborene. Israël zegt dat Efraim een volheid van volken zal worden in het Hebreeuws = melo hagoyim / in het Grieks = heidenen.
Heiden betekent uit de volken ofwel uit de natiën / niet uit dè natie (Israël). Een mens is óf uit de natie, of uit de natiën.
Gen 47:27 — Israël dan woonde in het land Egypte, in het land Gosen, en zij werden daar ingezetenen. Zij waren vruchtbaar en vermenigvuldigden zich zeer.
Na het overlijden van Jozef komt het volk in slavernij terecht bij de farao.
Ex.1:8-14 — Toen kwam er een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet gekend had. Deze nu zeide tot zijn volk: Zie, het volk der Israëlieten is groter en talrijker dan wij. Welnu, laten wij met beleid tegen hen optreden, opdat zij zich niet vermenigvuldigen en zich als wij in oorlog komen bij onze tegenstanders aansluiten, tegen ons strijden en uit het land wegtrekken. Daarom stelde men opzichters van herendiensten over hen aan om hen door de hun opgelegde dwangarbeid te onderdrukken: zij moesten voor Farao voorraadsteden bouwen, Pitom en Raämses. Maar hoemeer men hen onderdrukte, des te meer vermenigvuldigden zij zich en breidden zij zich uit, zodat men bevreesd werd voor de Israëlieten. Toen lieten de Egyptenaren de Israëlieten onder mishandeling werken; ja, zij maakten hun het leven bitter door harde slavenarbeid met leem en tichelstenen en door allerlei arbeid op het veld alle werk, waartoe zij hen onder mishandeling als slaven gebruikten.
Precies 430 jaar later OP DE DAG AF verlaten ALLEN Egypte o.l.v. Mozes. Het was de bedoeling om terug te keren naar het land Kanaän. Dit is de Dag van de ongezuurde broden / Pascha. En het was dezelfde dag dat Jacob / Israël in Egypte aan kwam. Ook dè dag dat de Torah op de berg Sinaï aan Mozes gegeven werd. Gegeven aan de 12 stammen en aan alle buitenlanders die met hen reisden. Zie uitleg Deut.29:14 — Niet met u alleen sluit Ik dit verbond en dit met een vervloeking bekrachtigd verdrag; maar zowel met ieder, die zich hier bij ons bevindt en heden staat voor het aangezicht van de HERE, onze God, als met ieder, die heden hier niet bij ons is. Het gaat dus niet alleen om deze generatie, maar om alle generaties die hierna komen gaan.
Ex. 12:41 — En na vierhonderd en dertig jaar, juist op de dag af, gingen al de legerscharen des HEREN uit het land Egypte.
Ex.12:49 — Eénzelfde wet zal gelden voor de geboren Israëliet en voor de vreemdeling, die in uw midden vertoeft.
Het volk rebelleerde tegen God en het wordt hen uiteindelijk NIET toegestaan het land in te gaan.
Num.14:20-23 — En de HERE zeide: Op uw bede schenk Ik vergeving. Evenwel, zo waar Ik leef en de heerlijkheid des HEREN de ganse aarde vervullen zal: Geen van de mannen die mijn heerlijkheid gezien hebben, en de tekenen die Ik in Egypte en in de woestijn gedaan heb, en die Mij nu reeds tienmaal verzocht en naar mijn stem niet geluisterd hebben, zal het land zien, dat Ik onder ede aan hun vaderen beloofd heb! Ja, niemand van hen, die Mij versmaad hebben, zal het zien.
Mozes vermaant het volk Gods wet te onderhouden.
Deut.4:5-8 — Zie, ik heb u inzettingen en verordeningen geleerd, zoals de HERE, mijn God, mij geboden had, opdat gij aldus zoudt doen in het land, dat gij in bezit gaat nemen. Onderhoudt ze dan naarstig, want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn in de ogen der volken, die bij het horen van al deze inzettingen zullen zeggen: Waarlijk, dit grote volk is een wijze en verstandige natie. Immers welk groot volk is er, waaraan de goden zó nabij zijn als de HERE, onze God, telkens als wij tot Hem roepen? En welk groot volk is er, dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze wet, die ik u heden voorleg?
Mozes voorzegt het volk dat ze niet lang in het land zullen leven.
Deut.4:26-28 — ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen, dat gij zeker spoedig zult omkomen in het land, dat gij na het overtrekken van de Jordaan in bezit zult nemen; gij zult daarin niet lang leven, maar zeker verdelgd worden; de HERE zal u onder de natiën verstrooien en gij zult met een klein getal overblijven onder de volken, bij wie de HERE u brengen zal; dan zult gij daar goden dienen: werk van mensenhanden, hout en steen, die niet zien, noch horen noch eten noch ruiken.
God voegt een nieuw verbond toe aan Israël. Dit verbond brengt zegen en vloek, afhankelijk van gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid aan de Torah / Wet.
Deut. 28 geheel: Zegen en vloek
Deut. 29:1 — Dit zijn de woorden van het verbond dat de HERE Mozes geboden heeft met de Israëlieten te sluiten in het land Moab, naast het verbond dat Hij met hen bij Horeb gesloten had. Het oude verbond is NIET vergeten!
1e verbond gegeven op Horeb – 2e verbond gegeven op Moab.
*Deut.4:26 hemel en aarde vergelijk Matt.5:18!
*Interessant is de passage Deut.28:36 — De HERE zal u en de koning, die gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen; aldaar zult gij andere goden dienen, hout en steen. Later zal blijken dat dit koning Salomo is…
Deut.30 geheel. Na berouw zal er verlossing zijn.
Sommigen zeiden dat t verbond met opzet te zwaar gemaakt zou zijn voor hen. Is dat ook zo? NEEN!
Deut.30:11 — Want dit gebod, dat ik u heden opleg, is niet te moeilijk voor u en het is niet ver weg.
Nadat dit toegevoegde verbond gegeven was, namen de Israëlieten het land Kanaän in bezit o.l.v. Jozua. Na verloop van tijd terwijl richteren (rechters) hen leidden verlangde het volk naar een koning. Eerst werd Saul als koning aangesteld (gezalfd), daarna koning David en daarna koning Salomo. Alle 12 stammen maar ook de buitenlanders werden geregeerd door deze koningen. Maar Salomo leidde het volk van Israël om andere goden te volgen. Denk aan wat God gezegd had in Deut.28:36. En de waarschuwing aangaande de verstrooiing van het volk: Deut.4:26 . Toen Salomo stierf, gaf God de 10 stammen aan Jerobeam (een knecht van Salomo) zie 1Kon.11:11. Jerobeam was uit de stam Efraim. Eén stam gaf God aan de zoon van Salomo zie 1Kon.11:36. Dit was het begin van de verstrooiing van Israël. In 1Kon.11:33 vertelt God aan welke goden het volk Hem ontrouw geworden zijn.
*Over Efraim zoon(Ben = Hebreeuws) van Jozef was geprofeteerd dat hij de volheid der volken oftewel heidenen oftewel goyim zou zijn. De volheid der natiën die NIET behoren tot Gods NATIE.
Hier begint deze profetie aan Efraim gegeven manifest te worden. Hier wordt t land Israël opgesplitst in 2 delen; Noord en Zuid.
Het noordelijk koninkrijk: Het zuidelijk koninkrijk:
de 10 stammen die bij Jerobeam blijven de stam Judah (en Benjamin)
Huis Israël/Huis van Jozef/Efraim Het Huis Judah
NB.De stam van Benjamin assimileert uiteindelijk helemaal met Judah.
Het Noordelijk koninkrijk (+ hoofdstad) vestigt zich uiteindelijk in Samaria en voor 200 jaar deden ze niet anders dan wat Salomo deed (in de ogen van de HEER). Ze gehoorzaamden God niet en volgden andere goden na. Het kwam tot een punt dat God hen niet langer Zijn Volk (Hebreeuws = Lo-Ammi). Hos.1:9 — Toen zeide Hij: Noem hem Lo-Ammi, want gij zijt mijn volk niet en Ik zal de uwe niet zijn.
In 721 voor Chr. liet God Assyrië overwinning behalen over Samaria en het noordelijk koninkrijk liet Hij gevangen nemen door hen. 2Kon.17:6. Toen bracht de koning van Assyrië buitenlanders in Samaria en zond later een priester (terug) om hen (de Samaritanen) de wegen van God te leren. Maar daarnaast bleef men andere goden dienen. God waarschuwde Israël dat dit zou gebeuren vlak voordat ze de Jordaan zouden oversteken (met het toegevoegde verbond…) – wanneer ze niet zouden gehoorzamen maar ze negeerden het verbond. Deut.28:36. Dus; in 721 voor Chr. zien we uitkomen wat God honderden jaren ervoor beloofd had. Ze bleven niet één natie, maar assimileerden onder de volken / de natiën.
Jes.7:8 — binnen nog vijfenzestig jaar zal Efraïm verbroken worden, zodat het geen volk meer is. Ze waren niet langer Gods volk.
Jer.3:8 — Maar Ik zag, toen Ik Afkerigheid, Israël, ter oorzake van haar echtbreuk, verstoten en haar de scheidbrief gegeven had, (dat haar zuster, Trouweloze, Juda, zich niet liet afschrikken, maar heenging en eveneens ontucht pleegde)
De reden waarom God de 10 stammen echtscheidde was omdat ze hun harten verhard hadden en Gods wetten afwezen. Als gevolg hiervan waren ze werkelijk niet meer Israël. De scheidbrief was het zenden van het noordelijk koninkrijk naar Syrië. Omdat Israël niet langer Zijn volk was, zien we in het NT en vandaag de dag dat Israël alleen gekend wordt als het zuidelijk koninkrijk –> Judah. Het noordelijk koninkrijk was niet meer Israël. In Gen.48:19 1100 jaar eerder!!! sprak God hierover. Midden in het rumoer van het noordelijk koninkrijk zou men denken dat het zuidelijk koninkrijk haar lering hieruit trekt, maar niets is minder waar:
Jer3:8-9 — Trouweloze, Juda, zich niet liet afschrikken, maar heenging en eveneens ontucht pleegde; en door haar lichtvaardig gepleegde ontucht ontwijdde zij het land en 2 Kon.17:18-19 — Ook Juda heeft de geboden van de HERE, zijn God, niet onderhouden, maar gewandeld naar de inzettingen die Israël had ingesteld.
Omdat het koninkrijk van Judah haar lessen niet leerde, werden zij kort daarna ook gevangen genomen door Babel.
2 Kon.20:17 — zie, er zullen dagen komen, dat alles wat in uw paleis is en wat uw vaderen hebben opgestapeld tot op deze dag, naar Babel zal worden weggevoerd en
2 Kon.24:20 — Zo kwam het door de toorn des HEREN zover met Jeruzalem en Juda, dat Hij hen van zijn aangezicht verwierp.
Jeruzalem en de 1e Tempel zijn vernietigd en het volk van Judah wordt naar Babylon gevoerd. Dit gebeurt ca. 586 voor Chr. De Schrift zegt ons dat dit voor 70 jaar zal zijn.
Dan.9:2 — in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniël, in de boeken op het getal van de jaren, waarover het woord des HEREN tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen.
Jer.29:10 — Want zo zegt de HERE: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen.
Deze terugkeer wordt vermeld in de boeken Nehemia en Ezra. De tegenstanders in Ezra waren de voorouders van de Samaritanen uit de (latere) tijd van Yeshua. Dit verhaal maakt duidelijker waarom de Joden in de tijd van Yeshua zo tegen de Samaritanen waren; ze wilden het volk in Ezra weer naar andere goden leiden.
Omdat het zuidelijke koninkrijk Judah terugkeerde naar het land, zijn de Joden in het land vandaag de dag.
Jew – Judah – Land van Judah – Judea. Zij die in Judea leven zijn de Joden.
Judah was echt voor 100% van plan om alleen de God van Israël te volgen en te aanbidden, toen ze terug keerden naar het land. Judah bouwde zelfs barrières om de Torah / Wet om ervoor te zorgen dat deze niet overtreden werd. Dat liep zo uit de hand dat ze er extra geboden bij deden voor de zekerheid. Dit begon al gedurende hun terugkeer naar Judah.
Nehemia’s ijver voor de Torah.
Neh.13:1-31 Nehemia voegde wetten toe. Hij laat o.a. de stadspoorten sluiten zodat handelaren op de Sabbat niet binnen kunnen komen om te handelen maar het volk had gewoon de Wet (geboden) van God moeten onderhouden, maar ze voegden eigen regels en wetten toe en juist daarvoor had God ook gewaarschuwd in
Deut.12:32 — Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen.
Deze mentaliteit groeide en meer en meer mensen-geboden werden toegevoegd èn gelijkgesteld aan Gods Torah. Soms zelfs hoger geacht dan de Torah! In de Talmoed staan wetten van de rabbis die hoger gaan dan Gods wetten. Mijn zoon! Wees voorzichtig aangaande rabbicinale wetten, zelfs meer dan de Torah. Deze bevat verboden, maar wie de rabbicinale besluiten geweld aandoet, moet gedood (Babylonian Talmud, Eruvin, 21b) en zo zijn er meer teksten.
Deut.4:2 — Gij zult aan wat ik u gebied, niet toedoen en daarvan niet afdoen, opdat gij de geboden van de HERE, uw God, onderhoudt, die ik u opleg.
Dus, hoewel Judah de Torah had en hield in tegenstelling tot het noordelijk koninkrijk groeiden uiteindelijk hun eigen wetten daarboven uit en hechtten ze daar meer waarde aan. Het was juist deze zonde waar Yeshua de Farizeeën voor waarschuwde:
Mar.7:8-9 — Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn.
Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om úw overlevering in stand te houden.
Mar.7:13 — En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele.
De geboden die de Joden toevoegden vormden uiteindelijk de Talmoed. Het Noordelijke koninkrijk keerde nooit terug en werd als zodanig ook nooit meer in de Schrift genoemd. Uiteindelijk verstrooid om nooit meer naar Samaria terug te keren zoals t zuidelijk koninkrijk Judah naar Judea terug keerde. Waar zijn die stammen gebleven? Dat weet bijna niemand te vertellen. Delen van het volk zijn terug gekeerd naar het gebied, maar in het geheel zijn ze verloren (naar de visie van de mens). Assimilatie.
Jer.50:6 — Een kudde verloren schapen was mijn volk, hun herders misleidden hen, naar de bergen voerden zij hen; van berg tot heuvel gingen zij Ezech.34:6-12 — Mijn schapen dwalen rond op alle bergen en op elke hoge heuvel; over de gehele aarde zijn mijn schapen verstrooid zonder dat er iemand is die naar hen vraagt of ze zoekt.
God zegt dat Hij zelf de schapen zal redden die Hij verstrooid heeft.
Ezech.11-13 — Want zo zegt de Here HERE: Zie, Ik zal zélf naar mijn schapen vragen en naar hen omzien; zoals een herder naar zijn kudde omziet, wanneer hij te midden van zijn verspreide schapen is, zo zal Ik naar mijn schapen omzien en ze redden uit alle plaatsen waar zij verstrooid zijn geraakt op de dag van wolken en duisternis. Ik zal ze midden uit de volken doen uittrekken, uit de landen bijeenvergaderen en ze naar hun eigen land brengen.
Terug naar Jer.3:8 waarin God van dit volk echtscheid. Wat zegt God zelf over echtscheiding? En hertrouwen?
Deut.24:4 — dan zal de eerste echtgenoot, die haar weggezonden heeft, haar niet opnieuw tot vrouw mogen nemen, nadat zij verontreinigd is geworden; want dat is een gruwel voor het aangezicht des HEREN.
Gods eigen Torah / Wet verbiedt Hem dus te hertrouwen met degene waarvan Hij gescheiden is (Israël / Noordelijk koninkrijk). Is dit dan een doe wat ik zeg en niet wat ik doe-situatie? Zeker niet!
God ZAL ze terug brengen in het land.
Ezech.34:15 — Ik zelf zal mijn schapen weiden, Ik zelf zal ze doen neerliggen, luidt het woord van de Here HERE; de verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen.
Mich. 2:12 — Voorzeker zal Ik u, o Jakob, in uw geheel bijeenbrengen, voorzeker vergaderen het overblijfsel van Israël. Ik zal hen bijeenbrengen als schapen in een kooi, als een kudde in het midden der weide. Het zal er gonzen van mensen.
Maar God kan NIET Zijn eigen Wet breken welke staan voor Zijn eigen gerechtigheid
1Joh.3:4 — Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.
Hoe dan kan God de verloren schapen van Israël hertrouwen zonder Zijn eigen Wet te breken / overtreden? En… zonder te zondigen?
DIT IS HET GROTE MYSTERIE VAN HET EVANGELIE
Tegelijkertijd was dit verborgen voor Zijn volk voor zolang. Tot vandaag de dag begrijpen mensen het onderwijs van Paulus hierover niet! Er was maar één manier waarop Hij met de Wet (dat gebod) om kon gaan: DOODGAAN!!!
Rom.7:2 — Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond.
1Kor.7:39 — Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft; maar indien haar man is ontslapen, is zij vrij om te trouwen, met wie zij wil, mits in de Here. In deze teksten refereerde Paulus aan Deut.24.
Rom.6:7 — want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.
Yeshua stierf zodat de verloren schapen van Israël terug konden keren èn konden hertrouwen!
Yeshua was de 2e Adam (Hebreeuws voor mens), ook wel laatste Adam. De tweede geborene waardoor de zegen van de eerstgeborene liep. Dat grote liefdesverhaal is nooit verteld!
Tweede geborenen waardoor de zegen van de eerstgeborene liep:
1st geborene 2e geborene
Ischmaël Izaak
Esau Jacob
Manasse Efraim
Adam Yeshua
1Kor.15:45-47 — 45 Aldus staat er ook geschreven: de eerste mens, Adam, werd een levende ziel; de laatste Adam een levendmakende geest. Doch het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel.
Met de Exodus gingen vele Egyptenaren met de Israëlieten mee: Joh.3:16 — Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.
Yeshua zei: in Matt.15:24 — Hij echter antwoordde en zeide: Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls.
Het Mysterie werd ontrafeld zodra God opstond uit de dood, om ons zo terug te brengen naar Hemzelf èn Zijn eeuwige Torah / Wet.
Rom.16:25-27 — Hem nu, die bij machte is u te versterken naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van het geheimenis, eeuwenlang verzwegen, maar thans geopenbaard en door profetische schriften volgens bevel van de eeuwige God tot bewerking van gehoorzaamheid des geloofs bekendgemaakt onder alle volken Hem, de alleen wijze God, zij, door Jezus Christus, de heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.
Het geheimenis van de roeping der heidenen.
Efez. 3:1-13Daarom is het, dat ik, Paulus, die ter wille van Christus Jezus voor u, heidenen, in gevangenschap ben; gij hebt immers gehoord van de bediening door Gods genade mij met het oog op u gegeven: dat mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef. Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus, dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten: (dit geheimenis), dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie, waarvan ik een dienaar geworden ben naar de genadegave Gods, die mij geschonken is naar de werking zijner kracht. Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen, en in het licht te stellen (wat) de bediening van het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd, in wie wij de vrijmoedigheid en de toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem. Daarom verzoek ik u met aandrang, de moed niet op te geven bij mijn verdrukkingen om uwentwil, want die zijn een eer voor u.
Efez. 6:19 — ook voor mij, dat mij bij het openen van mijn mond het woord geschonken worde, om vrijmoedig het geheimenis van het evangelie bekend te maken,
Kol.1:25-27 — het geheimenis, dat eeuwen en geslachten lang verborgen is geweest, maar thans geopenbaard aan zijn heiligen.
Dit is de werkelijke inhoud van de Wet vervullen.
Matt.5:17 — Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
Wanneer Yeshua was gekomen om de Wet te ontbinden, waren alle geboden krachteloos geworden en tot onnut. Maar omdat Hij kwam om te vervullen voor het huis Israël kon Hij doodgaan, de zonde laten verdwijnen en hertrouwen.
De verbonden met Mozes op Horeb en Moab Deut.29-1
Het verbond met Yeshua:
Jer.31:31-34 — Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN. Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.
Ezech.36:24-28 — Ik zal u weghalen uit de volken en u bijeenvergaderen uit alle landen, en Ik zal u brengen naar uw eigen land; Ik zal rein water over u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven. Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig mijn verordeningen onderhoudt. Gij zult wonen in het land dat Ik uw vaderen gegeven heb; gij zult Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn.
Alles gebaseerd op de Torah / Wet. Deze verbonden brengen zegen of vloek, afhankelijk van gehoorzaamheid / ongehoorzaamheid.
Hij kwam om Zijn volk Ammi te verlossen zodat ze terug konden komen in een verbond met Hem en in de gehoorzaamheid van Zijn Torah / Wet konden leven.
Ps.103:17-18 — Maar de goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, over hen die zijn verbond onderhouden,
en aan zijn bevelen denken om die te doen.
Jes.24:5 — Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond verbroken.
In de tijd van Yeshua leefden er Joden in Judea, maar er waren ook die in andere landen leefden.
Joh.7:35 — De Joden dan zeiden tot elkander: Waar zal deze heengaan, dat wij Hem niet zullen kunnen vinden? Hij is toch niet van plan naar de Griekse verstrooiing te gaan en de Grieken te leren?
Dezen maakten pelgrimsreizen naar Jeruzalem om daar de feesten te vieren.
Hand.2:5 — Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel.
Petrus zei over hen:
Hand.2:39 — Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.
Over wie had Petrus het hier?
Ezech.11:15 — Mensenkind, het zijn uw broeders, uw broeders, uw verwanten en het ganse huis Israëls in zijn geheel.
1Petr.1:1 — Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië.
De focus van Yeshua lag bij de verloren schapen van Israël en hen terug brengen bij God. Maar gedurende Zijn bediening op aarde was de assimilatie van het noordelijk koninkrijk naar de natiën al lang gaande. Hadden allen uit het noordelijk koninkrijk vergeten wie ze waren. Sommigen erkenden nog wie ze waren.
Luc.2:36 — Ook was daar Hanna, een profetes, een dochter van Fanuël, uit de stam Aser.
Yeshua wist dat er zulken waren in het land en daarop focuste Hij zich.
Matt.10:5-6 — Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en Hij gebood hun, zeggende: Wijkt niet af op een weg naar heidenen, gaat geen stad van Samaritanen binnen; begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls.
Ook al richte Yeshua zich tot de verloren schapen van het huis Israël, Hij strekte zich ook uit naar anderen.
Joh.4:39-42 — En uit die stad geloofden vele der Samaritanen in Hem om het woord der vrouw, die getuigde: Hij heeft mij gezegd alles wat ik gedaan heb. Toen dan de Samaritanen tot Hem kwamen, verzochten zij Hem bij hen te blijven; en Hij bleef daar twee dagen. En nog veel meer werden er gelovig om zijn woord, en zij zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om wat gij zegt, want wij zelf hebben Hem gehoord en weten, dat deze waarlijk de Heiland der wereld is.
Matt.15:22-28 — En zie, een Kananese vrouw uit dat gebied kwam en riep: Heb medelijden met mij, Here, Zoon van David, mijn dochter is deerlijk bezeten. Hij echter antwoordde haar geen woord, en zijn discipelen kwamen bij Hem en vroegen Hem, zeggende: Zend haar weg, want zij roept ons na. Hij echter antwoordde en zeide: Ik ben slechts gezonden tot de verloren schapen van het huis Israëls. Maar zij kwam en viel voor Hem neer en zeide: Here, help mij! Hij echter antwoordde en zeide: Het is niet goed het brood der kinderen te nemen en het de honden voor te werpen. Maar zij zeide: Zeker, Here, ook de honden eten immers van de kruimels, die van de tafel van hun meesters vallen. Toen antwoordde Jezus en zeide tot haar: O, vrouw, groot is uw geloof, u geschiede gelijk gij wenst! En haar dochter was genezen van dat ogenblik af.
1Petr.1:22-24 — Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief, als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God.
Petrus spreekt hier tot het noordelijk koninkrijk / Israël + Efraim.
1 Petr.2:9-10 — Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens
zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen. Geen vervanging richting de heidenen.
Petrus gebruikt hier dezelfde woorden als Hosea.
Hos.1:11-12 — Dan zullen de kinderen van Juda en de kinderen van Israël zich bijeenscharen, één hoofd over zich stellen, en optrekken uit het land; want groot zal de dag van Jizreël zijn. Zegt tot uw broeders: Ammi
Woorden die eerder door God zelf uitgesproken waren.
Ex.19:6 — En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult.
Van Lo-Ammi naar Ammi!
Jac. 1:1 — Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de verstrooiing.
Over Efraim werd gesproken in Gen. 48:19 — nochtans zal zijn jongere broeder groter zijn dan hij, en diens nageslacht zal een volheid van volken worden. Melo haGoyim de heidenen.
God gaf Paulus de bediening van verzoening om Efraim de heidenen te bereiken.
1Tim.2:7 — En ik ben daartoe als een verkondiger en een apostel gesteld ik spreek waarheid en geen leugen als een leermeester der heidenen in geloof en waarheid.
2 Kor.5:18-20 — En dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft, welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd.
Rom.5:8-10 — God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft;
Kol.1:20 — en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises, alle dingen weder met Zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.
In deze boodschap van verzoening was t doel van Paulus om het noordelijk koninkrijk terug in eenheid te brengen met het zuidelijk koninkrijk. Mede dankzij de Talmoed was dit geen makkelijk karwei. Hiermee zetten de Joden een letterlijke barrièrre / muur in de Tempelgangen. Heiden-bekeerlingen (proselieten) mochten deze muur niet passeren.
Eenheid in de gemeente Jood en niet Jood.
Efez.2:11-22 — Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus.
Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.
Over welke vijandschap gaat het hier in vers 16? Over de vijandschap uit Lev.26; zegen en vloek. Yeshua verwijderde hun vijandschap tegenover de Vader aan het kruis. Paulus refereert aan hetzelfde in Kolosenzen.
Kol.2:15 — En dat heeft Hij weggedaan door het aan het kruis te nagelen.
Gods Torah / Wet zegt in Deut.12:32 — Al wat ik u gebied, zult gij naarstig onderhouden; gij zult daaraan niet toedoen, noch daarvan afdoen. Het Zuidelijke koninkrijk voegde er wetten aan toe, het noordelijke koninkrijk deed er wetten vanaf. Hoe dan ook, het is rebellie tegen God. Dit is de reden dat Jesaja tegen het zuidelijk koninkrijk zei:
Jes.53:6 — Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem doen neerkomen.
Toevallig bevinden we ons vandaag de dag in eenzelfde situatie als in de tijd van Paulus bediening; de Joden voegen toe aan de Torah / Wet en de heidenen doen ervan af. Beide groepen onteren daarmee Deut. 4:2 en God. En we zien in het heden ook dat dezelfde dingen plaatsvinden als waar Paulus mee worstelde, omdat er sommigen zijn die vijandig blijven tegen Gods Torah / Wet, net als toen.
Rom.8:6-8 — Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen.
Rom.9:30-33 — Wat zullen wij dan zeggen? Dit: heidenen, die geen gerechtigheid najaagden, hebben gerechtigheid verkregen, namelijk gerechtigheid, die uit geloof is; doch Israël, hoewel het een wet ter gerechtigheid najaagde, is aan de wet niet toegekomen. Waarom niet? Omdat het hierbij niet uitging van geloof, maar van vermeende werken. Zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots. gelijk geschreven staat:
Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.
Met dank aan 119Ministries.
Vertaling Ahuvah
Wat een geweldige studie Jelly. Helemaal het deel waarin we zien dat God de situatie van niet je gescheiden vrouw te mogen hertrouwen. Dat Jezus dood en Zijn huwelijk met de Gemeente daar de oplossing voor is. Geweldig!
Jezus was als eerste gezonden tot het huis Israël, Hij wilde hen terug in dat nieuwe huwelijks-verbond, anders waren ze voor eeuwig verloren, er was geen andere weg terug, de Scheidbrief moest aan het kruis genageld worden en Jezus moest sterven om de weg te openen om weer terug te keren naar de Eerste Man, de weg te openen niet alleen voor het huis Israël maar ook voor de gehele wereld.
Kenmerken van Juda en Israël
Iedere volk heeft zijn kenmerken, een Fries heeft hele andere kenmerken dan een Hollander, een Groninger is weer heel anders dan een Limburger.
Zo is het ook met het Huis Israël en het Huis Juda .
Vele kenmerken van de Israëlieten zijn ook van de Joden ze zijn en blijven immers het zelfde onderdeel van dat gehele volk Israël.
Toch zijn er kenmerken in de Joden die de Israëlieten niet bezitten en zo hebben de Israëlieten kenmerken die de Juda (Joden) niet bezitten.
Kenmerken van huis Juda
Juda is de zoon van Jacob en Lea. Juda betekent “loven, prijzen’.
Juda is het zuiderlijke rijk van Israël dat na de opsplitsing van het volk ontstond.
Onder Juda verstaan wij ook de stammen Benjamin en Levi.
Ben betekent zoon, Jamin betekent rechterhand. Benjamin betekent dus Zoon van de Rechterhand.
Zover het bekend is is er geen verdere vermenging met andere stammen.
De 10 stammen zijn onder de volken der wereld opgenomen.
Joden zijn vreemdelingen geworden in alle landen en tot een schrikbeeld voor alle volken vanwege als het kwaad dat koning Manasse, de zoon van Hizkia, in Jeruzalem heeft aangericht (Jer.15:4)
Israël daar tegenover heeft een plaats toegewezen : En Ik heb aan Mijn volk, aan Israël, een gebied toegewezen waar het zich kon vestigen. Daar woont het nu zonder te worden opgeschrikt (2 Sam. 7:10; Jer. 31:2; Zach 6:8)
De Joden hebben geen koning. Juda’s koninkrijk is weggegeven aan Israël.
Daarom zeg Ik u: het koninkrijk van God zal u worden afgenomen en al worden gegeven aan een volk dat de vruchten ervan opbrengt,
De Joden blijven bij het Oude verbond. Blind voor het Nieuwe verbond. (2 Kor. 3:14; Jesaja 42:16, 18 en 19).
Kenmerken van huis Israël
• Een groot en machtig volk met een grote naam (Gen. 12:2; 18:18; Deut. 4:7 en 8).
• Een groep en een gemeenschap van volken (Gen. 35:11; 48:19).
• Een zeevarend volk (Gen. 49:25; Deut. 33:19 ; Psalm 89;26 Jes. 42:10’60:5).
• Een zendingsvolk (Gen. 22:18 ; Jesaja 43:21; 49:6; 66:19).
• Een volk als instrument in Gods handen om het kwaad te bestrijden en te vernietigen (Dan. 2:34 ; 35 en 44; Micha 4:13; 5:8).
• Een onoverwinnelijk volk (Num. 23:23; Jes. 54:17; Micha 5:8).
• Een volk dat veilig en alleen zou wonen (Num. 23:9; 2 Sam. 7:10 : dit heeft betrekking op een plek buiten het Beloofde land).
• Een volk dat blind is voor haar eigen identiteit (Jes. 6:9-11; 42:16-20; 43:8; Math. 13:14 en 15 ; Rom. 11:8).
• Een volk dat op eilanden en kustlanden zouden wonen (Jes. 24:15; 41:1 ,5 : 42:4, 10, 12; 49:1; 51:5 ; Jer. 31;10).
• Een welvarend volk die woeste streken bewoonbaar maakt (Gen. 27:28 ; 49:25 en 26 ; Deut. 33:13-166; Jes. 27:6 ; 35:1 en 2 ; 43: 19, 49:8 ; 54:3. 58:11 en 12 ; 61:4; Hos. 14:6; Amos 9: 14; Zach. 8:12).
• Een volk dat bij een andere naam genoemd zal worden (Jes. 62:2 ; 65 :15; Gen. 21:12 ; Rom. 9:7).
• Een volk als leeuw en eenhoorn als symbool (Nu, 23:22-24; 24:8 en 9 ; Deut. 33;17).
• Een volk dat kinderen van de levende God genoemd zou worden (Hosea 1:10).
• Een volk dat zeer talrijk zal zijn (Gen. 28:3 en 14; Hosea. 1:10, Jes. 27:6).
• Een volk dat zich over de gehele aarde zal verspreiden (Gen. 28:14; Jes. 49:12; Jer. 31:18).
• Een volk dat de poort van zijn vijanden zal bezitten (Gen. 22:17; 24;60).
• Een volk dat het eerstgeboorterecht zou bezitten (Jer. 31:9 ) en
• Een volk dat onder het Nieuwe verbond zou leven (Jer. 31:33).
De vraag luit. Wie zijn de verloren schapen van het huis Israels?
In Mattheus 23: vanaf vers 1: Toen sprak Jezus tot de scharen en tot zijn discipelen en zei: De schriftgeleerrden en de Farikzeeen zijn op de stoel van Mozes gaan zitten. Doet en onderhoudt daarom alles wat zij zeggen, maar doet niet naar hun daden, want zij zeggen het wel, maar volbrengen het niet. Ze aanvaarden Jezus als de Messias niet die opzoek was naar de verloren schapen van het huis Israels.
Want in Vers 36, 37,38 en 39 wordt door Jezus gezegd: Voorwaar ik zeg u, Al deze dingen zullen komen over dit geslacht
Jeruzalem, Jeruzalem dat de profeten doodt en de tot hun uitgezondenen stenigt. Hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert. Maar gij hebt het niet gewild. Ziet uw huis, de Tempel zal u verlaten worden achtergelaten. Alleen een stuk klaag muur is nog blijven staan, Na de verwoesting van de Tempel.
Want ik zeg u,. Van nu af zult gij mij geenzins meer zien. Tot dat gij zegt: Gezegend is hij die komt in Jehovahs naam!