Het is moeilijk om de stammen van het huis Israël te identificeren, dat is Gods oordeel en straf over de Israëlieten. Om de Israëlieten (het huis Israël, de 10 stammen) als verloren te beschouwen, dus om ze echt kwijt te raken, was het nodig om de historici en zelfs theologen te verblinden voor hun verblijfplaats.
Jesaja 42 zegt over de blinden in vers 18 “ Doven, luister! Blinden, open je ogen en zie! 19 Is er iemand zo blind als mijn dienaar, zo doof als de bode die Ik zend? Is er iemand zo blind als dit gestrafte volk, blind als de dienaar van de HEER?
Over de verloren schapen zegt Jeremia 50 vers 6 staat “Een kudde verloren schapen was mijn volk, hun herders misleidden hen, naar de bergen voerden zij hen; van berg tot heuvel gingen zij, zij vergaten hun leger.”
En in Ezechiël 34 vers 6 “Mijn schapen dwalen rond op alle bergen (volkeren) en op elke hoge heuvel; over de gehele aarde zijn mijn schapen verstrooid zonder dat er iemand is die naar hen vraagt of ze zoekt.”
De Bijbel leert als schapen afgedwaald waren dan zal je ze zeker tot je broeder terugbrengen Deut. 22:1.
Ook voor Jezus was het belangrijk om de “verloren schapen van het huis Israël” te vinden en terug te brengen. (Math. 10:6) Weinigen hebben gezocht naar het Noordelijk huis van Israël dat door de Assyriërs in ballingschap waren weggevoerd.
Ook lezen we in Amos 6 vers 6 waar staat dat de mensen zich niet bekommeren om de verbreking van Jozef.
De verbreking van Jozef wordt bedoeld het verdriet van de breuk die er is tussen de beide huizen, wie maakt er zich nog druk om, en wie staat hier eigenlijk nog bij stil ?
Dit komt ook omdat het huis Israël zijn identiteit heeft verloren en er een bedekking over is wat Gods oordeel was, hij werd als de heidenen omdat deze met een scheidbrief weggezonden was ( Jer.3:8 ). Ze zijn over de aarde verspreid, Amos 9:9 zegt “Want zie, Ik geef bevel, en Ik schud het huis van Israël onder al de volken, gelijk men met een zeef schudt, en geen steentje zal ter aarde vallen”.
God gaat deze breuk helen vóór het Koninkrijk hier op aarde zichtbaar wordt en de 1000 jarig Vrederijk begint.
LIEFELIJKHEID tussen deze twee huizen en SAMENBINDING was verbroken tussen Israël en Juda (Zach. 14:10 en Zach. 11:14). Ze werden allebei in ballingschap gevoerd Juda naar Babel en Israël naar Assyrië.
De meerderheid van de christenen in deze tijd gaat ervan uit dat de Joden de Israëlieten zijn, zich niet realiserend dat Israël en Juda zich na de dood van Salomo in twee naties splitsten. Vanaf dat moment verwijzen de profeten niet naar Juda als Israël, maar behandelen ze hen apart. De scheiding vond plaats in 1 Koningen 11.
De profeet sprak niet over één natie, maar over twee: “Israël en Juda”. Deze moesten gescheiden blijven tot de laatste dagen, wanneer het verloren schaap gevonden zou worden, zodat de twee herenigd konden worden (Ezechiël 37:22).
Jacob was de eerste Israëliet, zijn naam zou niet meer Jacob zijn maar Israël, want hij heeft gestreden met God en met de mensen en heeft overwonnen. De Naam Israël was aan de houder, aan de erfgenaam van het eerstgeboorterecht gegeven. Jezus, de Messias is de erfgenaam, en ook aan degenen van Zijn Lichaam, degenen die verenigd zijn in overeenstemming met Hem. Het komt hierop neer dat geen enkele individu of natie het recht heeft om zichzelf Israël te noemen tenzij ze in eenheid zijn met Degene die die titel draagt.
Jacob-Israël stierf en gaf het eerstgeboorterecht door aan Jozef (1 Kron. 5:1,2) , daarna aan de twee zonen van Jozef. In vers 2 staat dat uit Juda de belofte van een vorst, een Koning en de Messias zou voortkomen, maar hij kreeg niet het eerstgeboorterecht, dat was voor Jozef/Efraïm (Gen. 48:14). Manasse kreeg een profetische naam en Jozef zei “God heeft mij al mijn moeite doen vergeten, en ook het gehele huis van mijn vader”. Met andere woorden hij profeteerde over het huis van Israël dat voor een tijd vergeten zou worden. Het feit dat Jozef zelf “verloren’ was in Egypte (wereld) en dood gewaand werd, wat ook een profetie van de verloren stammen van Israël werd.
Allen werden zij naar Assyrië verbannen en werden als “verloren schapen” geclassificeerd. Zolang ze verloren zijn, is ook het eerstgeboorterecht verloren. Men kan niet zomaar het eerstgeboorterecht van Jozef naar Juda overdragen zonder geweld aan te doen aan de Bijbelse wet en profetie.
Na de val van Assyrië besloten velen van hen naar het noorden te immigreren, naar Europa. Zoveel van hen trokken door het Kaukasusgebergte dat historici hen Kaukasiërs noemden. Toen de Israëlieten in ballingschap gingen, hielden ze maar heel weinig verslagen bij. Andere naties noemden hen niet bij de naam Israël, want het was in het plan van God om hun naam te veranderen om hun identiteit te verbergen. Dit werd eigenlijk al eerder geprofeteerd (Gen. 41:45) toen Farao Jozef een nieuwe naam gaf, Zaphenath-paneah, wat “verborgen schat” betekend. Zijn nieuwe naam zorgde ervoor dat hij zelfs voor zijn eigen familie in het nabijgelegen Kanaän verborgen zou blijven.
Het punt is dat deze Israëlieten geen Joden waren. De Israëlieten waren verloren, de Joden waren als volk nooit fysiek verloren. De verbannen Israëlieten verloren uiteindelijk hun wortels uit het oog om de profetie van Manasse te vervullen.
De kerk van vandaag blijft grotendeels onwetend over de Bijbelse geschiedenis, en het resultaat is dat ze denken dat de Joden Israël zijn. Ze geloven ten onrechte dat de Joodse staat (het huis Juda) die gewoonlijk Israël wordt genoemd, het Israël van de Schrift is.
Daarom hadden alleen de zonen van Jozef en degenen die met hen waren, de 10 stammen, het wettige recht op de naam Israël te dragen. Toen de stammen van Jozef zich van Juda afsplitsten, betekende de verdeling dat Juda niet langer het recht had om zich Israël te noemen. Daarom behield het noordelijke koninkrijk de naam Israël, terwijl het zuidelijke koninkrijk genoegen moest nemen met de naam Juda.
Maar wanneer ze samen zullen komen, zoals Ezechiël 37 heeft geprofeteerd, dan zullen ze samen het ganse huis Israël genoemd worden.
De 10 stammen Israël/Efraïm die terug zullen keren samen met het wederomgeboren deel van Juda, zij zullen tezamen uit het Noorderland komen zegt Jeremia (Jer. 3:18), en Hij zal de stroming van de rivier de Eufraat opnieuw tegenhouden zodat ze weer kunnen oversteken naar het land van hun vaderen. De Heer spreekt in Zijn Woord als Hij tegen de twee huizen spreekt altijd over het “ganse huis Israël”, en samen met alle gelovigen uit de heidenen zijn ze één Lichaam, de ene Nieuwe Mens, de Gemeente, Zijn bruid. In Christus zijn ze allen één, want er is geen Jood of Griek, geen slaaf of vrij, geen man en vrouw, want jullie zijn één in Christus Jezus.
De gelovigen uit de heidenen, zegt Ezechiël (47) die onder u vertoeven en die onder u kinderen verwekt hebben; dezen zult gij als onder de Israëlieten geboren beschouwen; ze zullen samen in alles delen in de stam waarbij ze verblijven en ingedeeld zijn.
JP
Niet duidelijk is en ook moeilijk te beredeneren is waar de 10 stammen zin gebleven. Opgegaan in de heiden volkeren? De antwoorden daarop zijn niet concreet en ook niet helder. De Apostel Paulus had de duidelijke opdracht om het genade Evangelie bij de heiden volken te brengen. We leven nog in de genade tijd. Duidelijk is wel dat de Heere God een eigen weg gaat met zijn eigen Volk. Hoe dat precies zijn vorm krijgt met de 10 en 2 stammen? Ik heb geen idee. Alleen Hij als de Almachtige weet dat ongetwijfeld.
Dit geschrift, handelingen 29, die niet in de Bijbel is opgenomen, is bekend geworden als “het verloren hoofdstuk van de Handelingen der Apostelen”. Men zegt dat het ontdekt werd in de archieven van Constantinopel en door sultan Abdul Achmed werd geschonken aan de Franse schrijver en reiziger C. S. Sonnini. Dit hoofdstuk geeft o.a. weer de reis van Paulus naar de verloren kinderen van het huis Israëls o.a. naar Spanje en Engeland, wat door de eeuwen heen verborgen is gebleven en nu in de eindtijd wordt geopenbaard, om het nu in onze tijd te mogen verstaan.
Afschrift van het Sonnini manuscript:
Nederlands
1. En Paulus, vervuld met de zegeningen van Christus en volhardend in de Geest, vertrok uit Rome teneinde naar Spanje te gaan, want hij had zich reeds lange tijd voorgenomen om daarheen te reizen. En hij wilde och van daaruit naar Brittannië gaan
2. Want hij had in Phoenicië gehoord, dat een aantal van de kinderen Israëls omstreeks de tijd van de Assyrische ballingschap over zee gevlucht waren, naar de “kustlanden in de verte”, zoals door de profeet gesproken was, en die door de Romeinen Brittannië genoemd worden.
3. En de Here had bevolen, dat het Evangelie ver weg aan de heidenen gepredikt zou worden en aan de verleren schapen van het huis Israëls.
4. En geen mens hield Paulus tegen; want hij getuigde krachtig van Jezus in het bijzijn van de volkstribunen en onder de mensen; en hij nam enkele van de broeders mede, die met hem in Rome hadden vertoefd, en zij gingen scheep in Ostium en daar zij gunstige wind hadden, werden ze veilig in een Spaanse haven gebracht.
5. En vele mensen waren verzameld uit de steden en dorpen en het heuvelland; want zij hadden gehoord van de bekering van de apostel, en de vele wonderen, die hij gedaan had.
6. Paulus predikte krachtig in Spanje en grote menigten geloofden en werden bekeerd want zij beseften, dat hij een van God gezonden apostel was.
7. Zij vertrokken uit Spanje en Paulus en zijn gezelschap voeren, toen zij een schip gevonden hadden in Amorica, naar Brittannië, zij gingen daar aan land en bereikten, langs de Zuidkust getrokken zijnde, een havenplaats, genaamd Raphinus.
8. Toen nu het bericht overal verspreid was, dat de apostel aan hun kust geland was, kwamen grote menigten inwoners tot hem en zij behandelden hem hoffelijk, en hij kwam door de oostelijke poort van hun stad binnen, en woonde in bet huis van een Hebreeër, één van zijn eigen volk.
9. En des morgens kwam hij en stond op de berg Lud ; en da messen verdrongen zich aan de poort en verzamelden zich in de hoofdstraat, en hij predikte Christus tot hen, en velen geloofden het woord en het getuigenis van Jezus.
4 Ezra 13 – Apocriefen (statenvertaling)
39 En dat gij gezien hebt, dat hij een andere vreedzame menigte tot zich vergaderd heeft;
40 Deze zijn de tien stammen, die uit hun land gevangen zijn genomen in de dagen van de koning Hosea, die Salmanasser de koning der Assyriërs gevankelijk weggevoerd heeft, en heeft hen over de rivier gevoerd, en zij zijn overgebracht in een ander land.
41 Doch zij besloten, dat zij de menigte der heidenen zouden verlaten, en in een verder land vertrekken, waar geen menselijk geslacht ooit tevoren gewoond had.
42 Daar wilden zij hun rechten onderhouden, die zij in hun land niet gehouden hadden.
43 Zij zijn dan daarin getogen door de enge ingangen van de rivier Eufraat.
44 Want de Allerhoogste deed hun toen tekenen, en hield de aderen der rivier op, totdat zij daarover gegaan zijn.
45 Want door dat land was een weg van een lange reis van anderhalf jaar, daarom wordt die landstreek Assareth genoemd.
46 Toen hebben zij daarin gewoond tot de laatste tijd; en als zij nu weder zullen beginnen te komen,
47 Zo zal de Allerhoogste weder de aderen der rivier ophouden, opdat zij daarover gaan mogen; daarom hebt gij deze menigte vreedzaam gezien.
Jesaja 11 spreekt over de tijd vlak voor het ontstaan van het Messiaanse rijk en dan zal de Eufraat in zeven stromen uiteen slaan en droog vallen zodat Zijn verlosten er doorheen trekken.
De twee en tien stammen en ieder die verlost is door Jesjoea
Jesaja 11
11 En het zal op die dag gebeuren
dat de Heere opnieuw, voor de tweede keer, met Zijn hand
het overblijfsel van Zijn volk zal verwerven,
dat overgebleven zal zijn in Assyrië en in Egypte,
in Pathros, Cusj, Elam,
en in Sinear, Hamath en op de eilanden in de zee. 12 Hij zal een banier omhoogheffen onder de heidenvolken
en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen
en hen die vanuit Juda overal verspreid zijn, bijeenbrengen
van de vier hoeken van de aarde. 13 Dan zal de afgunst van Efraïm verdwijnen,
en wie Juda in het nauw drijven, zullen uitgeroeid worden.
Efraïm zal niet langer jaloers zijn op Juda,
en Juda zal Efraïm niet meer in het nauw drijven. 14 Zij zullen op de schouder van de Filistijnen neerstrijken in het westen,
samen zullen zij de mensen van het oosten uitplunderen.
Zij zullen hun hand uitstrekken tegen Edom en Moab,
en de Ammonieten zullen hun gehoorzaam zijn. 15 Dan zal de HEERE de inham van de zee van Egypte met de ban slaan,
en Hij zal Zijn hand opheffen tegen de rivier de Eufraat door Zijn sterke wind.
Hij zal haar uiteenslaan in zeven stromen,
en maken dat men er met zijn schoenen doorheen kan gaan. 16 Er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel van Zijn volk,
die overgebleven zal zijn in Assyrië,
zoals het met Israël gebeurde
op de dag dat het wegtrok uit het land Egypte.